medTzorg
Tuchtzaak: Inzage in medisch dossier van overleden zoon in JCZ

  • 30 / 10 / 2025
  • Nieuws
arts staat voor het justitieel complex zaanstad

Onlangs is in hoger beroep verduidelijking gekomen over inzage van een vader in het medisch dossier van zijn zoon die in het Justitieel Centrum Zaanstad (JCZ) zelfmoord had gepleegd. Het JCZ weigerde die inzage met een beroep op het medisch beroepsgeheim. In eerste instantie kreeg het JCZ daarin gelijk van de rechter, maar het gerechtshof Den Haag heeft nu geoordeeld dat de vader toch volledig inzage had moeten krijgen in het dossier over de periode dat de zoon in het JCZ verbleef.

Het inzagerecht wordt getoetst aan de speciale regeling hiervoor in de WGBO (artikel 7:458a, lid 1 sub b en c, BW) en het medisch beroepsgeheim (artikel 7:457 BW). Hoofdregel is geheimhouding, maar in deze uitspraak worden de uitzondering van het zwaarwegend belang van de nabestaande bij inzage uitgewerkt en verduidelijkt.

De feiten

Een jongen wordt op woensdag 9 mei 2023 door de politie aangehouden op verdenking van brandstichting. Op het politiebureau doet de jongen suïcidale uitlatingen, waarop hij een (anti-)scheurpak aan krijgt en in een observatiecel wordt geplaatst. Ook worden hem alle beperkingen opgelegd op grond van art. 62 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (AB-status), die onder andere inhouden dat hij alleen contact met zijn advocaat mag hebben en niet met zijn familie.

Op vrijdag 12 mei 2023 volgt een bevel tot bewaring voor 14 dagen. Hij wordt die avond vanwege zijn suïcidale uitlatingen overgeplaatst naar het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van het JCZ en krijgt een intake door een verpleegkundig zorg- en inrichtingswerker (ZBIW’er). Hierbij blijkt dat de jongen in 2021 tweemaal een zelfmoordpoging heeft gedaan en depressieve periodes met automutilatie heeft gekend. Dezelfde avond volgt ook een gesprek met een arts-assistent in opleiding tot psychiater, een justitieel verpleegkundige en twee ZBIW’ers. Hierin geeft de jongen aan dat hij geen suïcidale gedachten meer heeft. De arts-assistent neemt een zogenoemd CASE-interview af en concludeert op basis van de bevindingen daaruit dat er geen aanwijzingen zijn voor acute suïcidaliteit, psychose, depressie of angststoornis. Na overleg met de psychiater wordt de jongen medicatie verstrekt, krijgt hij zijn eigen kleding terug en wordt hij in een reguliere cel geplaatst, zonder extra toezichtmaatregelen of extra controle.

man zit in een cel met een gebogen hoofd

Op zaterdag 13 mei 2023 heeft de jongen een gesprek met een psychiater, die concludeert dat er geen aanwijzingen zijn voor acute suïcidaliteit. Ook heeft hij die dag nog contact met meerdere ZBIW’ers en zijn advocaat, omdat er onduidelijkheid is over het al dan niet bestaan van de beperkingen. Ook de volgende dag is er nog enkele keren contact met ZBIW’ers en krijgt hij ’s avonds nog medicatie door het luikje van de cel.

De volgende dag, maandag 15 mei 2023, wordt de jongen ’s ochtends levenloos aangetroffen in zijn cel. Hij blijkt zich met het koord van zijn capuchon te hebben verhangen. Ook ligt er een afscheidsbrief.

De directie van het JCZ meldt het overlijden als calamiteit bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en bij de Calamiteitenonderzoekscommissie (CALOC) van DJI, die een onderzoek instelt. De CALOC voert een zogenoemde ‘barrière-analyse’ uit en legt haar bevindingen neer in een vertrouwelijk rapport van 7 september 2023. De nabestaanden krijgen geen afschrift, maar krijgen later, op 5 februari 2024, tijdens een gesprek samen met hun advocaat wel inzage in het rapport, waarbij ze aantekeningen mogen maken.

Uit deze CALOC-aantekeningen blijkt onder meer dat beleid ten aanzien van verdere diagnostiek, gelet op de korte verblijfsduur, nog niet geagendeerd was, dat “een goede werking van deze barrière mogelijk had kunnen leiden tot andere interventies”, maar “binnen de korte verblijfsduur was dit niet reëel”. De CALOC concludeert dat de in het JCZ aan de jongen verleende zorg kwalitatief voldeed en dat er om die reden geen aanleiding is voor verdiepend onderzoek. De directie van het JCZ zendt het rapport op 12 september 2023 met een verbeterplan aan de IGJ, die bij brief van 28 september 2023 aan de directie laat weten het dossier te hebben gesloten, omdat het CALOC-onderzoek op juiste wijze is uitgevoerd  en het rapport en verbeterplan aan de daaraan te stellen eisen voldoen.

Op 14 maart 2024 verzoekt de advocaat van de vader om inzage in / afschrift van het medisch dossier van de zoon. De directie van het JCZ wijst dit af, omdat de jongen hier bij leven geen toestemming voor heeft gegeven en niet gebleken is dat de vader een zwaarwegend belang heeft bij zijn verzoek.

De procedure bij de voorzieningenrechter

Wat is een voorzieningenrechter?

Een voorzieningenrechter is een rechter die in spoedeisende zaken snel een voorlopige beslissing neemt, vaak in een kort geding procedure of via een verzoek tot voorlopige voorziening.

De weigering mondt uit in een procedure bij de rechtbank: de vader vordert dat de Staat veroordeeld wordt het volledige medisch dossier bij het JCZ te verstrekken. Hij beroept zich op artikel 7:458a, lid 1 sub b en c, BW. Hierin is het inzagerecht opgenomen voor:

  • een nabestaande die een mededeling over een incident op grond van artikel 19 lid 3 Wkkgz heeft gekregen (b-grond) of
  • een ieder die een zwaarwegend belang heeft en aannemelijk maakt dat dit belang mogelijk wordt geschaad en dat inzage of afschrift noodzakelijk is voor de behartiging van dat belang (c-grond).

Bij de c-grond voert de vader aan dat hij vermoedt dat er door het JCZ fouten zijn gemaakt in het kader van de medische behandeling van zijn zoon. stelt dat het suïciderisico verkeerd is ingeschat en dat ten onrechte geen voorzorgsmaatregelen zijn genomen, althans dat deze te snel zijn afgeschaald. Volgens hem is inzage in het dossier noodzakelijk omdat alleen daarin de vereiste informatie te vinden is die duidelijkheid kan geven over de vraag welke overwegingen ten grondslag lagen aan de beslissing om af te schalen. Hij wil mogelijk een claim indienen tegen de Staat en een klacht indienen bij het Landelijk Meldpunt Zorg. Ook voert hij aan dat ernstige psychische klachten heeft als gevolg van het overlijden en dat kennisneming van het dossier kan helpen in zijn rouwverwerkingsproces.

De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af.

De uitspraak van het hof

In beroep loopt het anders. Het hof is het eens met de voorzieningenrechter dat het bezoek van de politie, waarbij is verteld dat de jongen is overleden, niet moet worden aangemerkt als een mededeling van een incident zoals bedoeld onder de b-grondEen nabestaande die een mededeling over een incident op grond van artikel 19 lid 3 Wkkgz heeft gekregen. . Dit is in beroep niet bestreden.

Over de c-grondEen ieder die een zwaarwegend belang heeft en aannemelijk maakt dat dit belang mogelijk wordt geschaad en dat inzage of afschrift noodzakelijk is voor de behartiging van dat belang. overweegt het hof dat het vaste rechtspraak is dat een louter emotioneel belang (waaronder rouwverwerking) is – hoe zwaarwegend ook vanuit menselijk perspectief – niet voldoende is voor een recht op inzage. Een vermoeden van een medische fout kan wel een zwaarwegend belang opleveren. De enkele mogelijkheid van een medische fout is niet voldoende, maar het is ook niet nodig dat een medische fout al wordt aangetoond. Degene die inzage verzoekt moet het vermoeden met voldoende concrete aanwijzingen aannemelijk maken. Of dat is gelukt moet worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval.

Zwaarwegend belang: vraag of suïciderisico verkeerd is ingeschat alleen aan de hand van het medisch dossier te beoordelen.

In dit geval is de kernvraag of het vermoeden van de vader – namelijk dat het suïciderisico verkeerd is ingeschat en dat maatregelen ten onrechte niet zijn genomen, of in ieder geval ten onrechte zijn afgeschaald – met voldoende concrete aanwijzingen aannemelijk is gemaakt. Dat is volgend het hof het geval. Het hof noemt uitgebreid een aantal omstandigheden die tot dit oordeel hebben geleid, zoals dat de jongen zeer kwetsbaar was bij binnenkomst en vanwege de eerdere suïcidepogingen “alle signalen op rood” stonden en dat het in dat licht opvallend is dat na de medische intake in het JCZ diezelfde avond nog is besloten geheel af te zien van specifieke voorzorgsmaatregelen, en dat deze beslissing de volgende dag ook na het gesprek met de psychiater is gehandhaafd. Het zo direct en abrupt en zo volledig afschalen bij een zo kwetsbare jongeman roept meerdere reële vragen op.

Daarom komt het hof tot de conclusie dat de vader het vermoeden dat het risico verkeerd is ingeschat en/of dat ten onrechte geen voorzorgsmaatregelen zijn genomen, voldoende aannemelijk heeft gemaakt. En dus is er een zwaarwegend belang. Dat belang wordt geschaad door de geheimhouding. En inzage in het medisch dossier is noodzakelijk om dat belang te behartigen, want alleen dat dossier kan duidelijkheid geven over de vraag hoe het risico is ingeschat en op basis waarvan de beslissing is genomen om alle maatregelen af te schalen en geen andere maatregelen te nemen. Het is in dit geval niet nodig om de inzage te beperken tot een bepaald deel van het dossier: de vader heeft recht op inzage van het volledige medische dossier van het JCZ met betrekking tot het verblijf van de jongen aldaar.

Meer informatie

De volledige uitspraak

Inzage in medisch dossier voor nabestaanden