Vraag 10: Wat verklaart plotselinge versuffing bij psychiatrische patiënt?
Lees meer
Je draait als huisarts spreekuur in een Wlz-praktijk. Meneer Caro heeft recent een non-STEMI hartinfarct gehad. Je stelt een cardiovasculair risicoprofiel van hem op.
Je vermoedt dat deze bevindingen een verband hebben met de clozapine die hij tegen zijn schizofrenie slikt.
Welke van de onderstaande beweringen is waar?
Goede antwoord: 1 – Alle antipsychotica hebben metabole effecten, clozapine heeft het sterkste effect.
Alle antipsychotica hebben metabole effecten en beïnvloeden dus sterk het risicoprofiel van het cardiovasculair risicomanagement (CVRM). Bij elke antipsychotica-gebruiker moet je hier rekening mee houden, bij voorkeur al vóórdat deze een hartinfarct krijgt. Clozapine heeft het grootste metabole effect, Aripiprazol (Abilify) het kleinste. Haloperidol (Haldol) zit er ergens tussenin.
Er zijn natuurlijk meer bijwerkingen dan alleen de metabole (bijv. extrapiramidale effecten) om rekening mee te houden, maar deze zijn heel relevant voor je CVRM-preventie en -behandeling.
Je kunt samen met je patiënt afwegen welke bijwerkingen er een grotere prioriteit hebben:
Non-STEMI: Heeft iemand de symptomen van een hartinfarct, maar zonder verhoging van het ST-segment, dan heet dat een non-STEMI.
Bij een non-STEMI is de bloedtoevoer naar de hartspier eveneens verminderd, maar zonder dat dat zichtbaar is als een verhoging van het ST-segment op het ECG.
Haloperidol: Haloperidol (merknaam Haldol) remt wanen en hallucinaties.
Volg de medTzorg masterclass onder meer over dit onderwerp.
Een ervaringsdeskundige en een psychiater met de nieuwste inzichten brengen je alles bij wat je moet en wilt weten.
Lees meer
Lees meer
Lees meer