Meegemaakt – Troost
Lees meer
Misschien heb je vriendinnen Rianne van Vliet en Irene Lanser wel eens gezien achter het medTzorg-standje op een congres. In dat geval weet je ook dat het enthousiasme voor hun werk ervan afspat. Ook in dit interview. Of, zoals Rianne halverwege het gesprek zegt: “Het voelt alsof we onwijs medTzorg aan het promoten zijn, maar we vinden het werk gewoon echt heel leuk.”
Rianne van Vliet en Irene Lanser werden in 2017 op een groepsreis vriendinnen en bleken per ongeluk ook nog eens allebei voor huisarts te studeren. Rianne studeerde iets eerder af, waarna ze onder meer ANW-diensten ging doen voor medTzorg. Ze stak Irene aan met haar enthousiaste verhalen, zodat zij ook ANW-diensten ging doen. Met Rianne als haar supervisor. “Dat vonden wij toen hilarisch,” lacht Irene.
Ze hadden in het begin nog weinig ervaring als huisarts. Rianne: “Dat vond ik in het begin wel spannend. Had ik wel genoeg ervaring?” Nu, een paar jaar later, weten ze dat het antwoord ‘ja’ was. Bij vragen kunnen ze ook altijd terecht bij een achterwacht – een huisarts, specialist ouderengeneeskunde of arts verstandelijk gehandicapten – , bij collega’s of bij elkaar. Nog altijd bellen ze veel met elkaar.
Vraag je ze naar hun diensten, dan schudden ze de casussen en bijzondere patiënten zo uit de mouw. Anekdotes buitelen over elkaar heen, ze vullen elkaar aan en maken af waar de ander aan begon. Irene: “Vroeger waren we helemaal Jut en Jul. Toen zaten we ook samen in een koor. Als ik dan dienst had en gebeld werd, zei ik wel eens ‘ik ga even overleggen met mijn supervisor’.” Rianne: “Dan stond ik ernaast en had ik alles al gehoord. Dan zeiden ze ‘Dat is snel!’ als we terugbelden.”
Inmiddels werken ze allebei in een ander cluster: Irene in Rotterdam, Rianne in Den Haag. Die clusters zien er anders uit. Zo is die van Den Haag wat rustiger en hebben de huisartsen in die diensten vier VG-instellingen onder hun hoede. In Rotterdam vallen er naast enkele VG-instellingen ook een paar gevangenissen onder. Rianne is blij dat ze geen diensten meer doet in de gevangenis. “Ik trok die doelgroep minder goed. Jij kan dat beter. Ik sta iets minder stevig in mijn schoenen dan jij, vind het lastig dat je met veel onzekere gegevens een keuze moet maken.”
Irene: “Jij hebt ook meer moeite met het manipulatieve karakter van gedetineerden, denk ik. Het is ook kwetsbaar dat je met weinig middelen soms besluiten moet nemen. Als een jonge gedetineerde bijvoorbeeld pijn op zijn borst zegt te hebben, moet je stevig in je schoenen staan om te denken ‘dat is niks’. Ik kan denk ik iets makkelijker besluiten nemen en dat naast me neerleggen.”
Manipuleren komt regelmatig voor, vertelt Irene. Zo had ze eens een gevangene die deed alsof hij een blindedarmontsteking had, om zo naar het ziekenhuis te kunnen. Irene: “Maar toen hij zijn shirt omhoog deed, zag ik daar al een litteken van een eerdere blindedarmoperatie.” Toch gaat ze vaak zelf even kijken als een bewaker of verpleegkundige belt. “Ik wil zelf zien hoe de gedetineerde erbij zit.”
In de nacht ging dat eerder wel eens mis. Had ze een uur gereden naar de gevangenis om vervolgens voor een dichte celdeur te staan. “Bewakers zeggen dan: je kan door het luikje kijken. Maar dat is niet altijd voldoende. Inmiddels zeg ik door de telefoon dat ik kom en dat de deur openmoet. De bewaking schat dan in hoe gevaarlijk de gedetineerde is. Soms moet er een team bewakers komen. Die kunnen ze dan ook meteen oproepen.”
Rianne maakte diezelfde fout ook eens. “Moesten we midden in de nacht in de gevangenis wachten op het team, zodat ik naar binnen kon. Toen heb ik gitaar gespeeld met de bewakers, superleuk. De bewaking is ook altijd heel vriendelijk: ‘kopje koffie erbij, dok?’”
Bij een van de instellingen waar Rianne diensten voor doet, doet een verpleegkundige de triage, bij de andere instellingen belt meestal iemand van de groepsbegeleiding. Dat betekent dat ze goed moet uitvragen wat er eigenlijk aan de hand is. “Soms zijn de begeleiders nog heel jong of bellen ze in paniek op. Ik moet dan proberen te achterhalen wat er aan de hand is, want zij zijn onze ogen en oren. Dat is soms lastig, maar ook leuk. De begeleiding leeft vaak erg met de bewoners mee. Het zijn echt leeuwen die over hun bewoners waken.”
Irene noemt een voorbeeld: “Er was laatst een bewoner overleden in een VG-instelling, ik ging om elf uur ’s avonds schouwen. Er zaten vier mensen rond het bed. Ik nam aan dat het familie was, maar het waren verzorgenden. Zij waren met zijn allen aan het waken bij de bewoner, sommigen zelfs op hun vrije avond, en gingen samen de laatste zorg geven.”
Rianne: “Dat vind ik zo mooi. Verzorgenden zijn soms bijna familieleden van de bewoners, zo betrokken.” Het betekent wel dat verzorgenden soms ook vragen om langs te komen als dat niet per se nodig is. Maar andersom komt ook voor. “Ik heb wel eens gehad dat de verzorging wilde dat ik kwam, maar de verpleging niet,” vertelt Rianne. “Ik ben er toch heengegaan en was daar blij mee, want de patiënt bleek een maagbloeding te hebben. Het is een soort intuïtie, aanvoelen hoe iemand belt, luisteren naar de intonatie.”
Irene: “Ik vraag ook altijd aan degene die belt: ken je deze patiënt? Is hij anders dan anders? Dan is het makkelijker inschatten.”
Er zijn genoeg patiënten die hen bij zijn gebleven. Zo werd Rianne eens bij een verstandelijk beperkte man geroepen, die heel agressief en ontremd was, maar ook ziek. Ze vroeg zich af of ze een ambulance moest bellen. “Deze doelgroep wil je liever niet naar het ziekenhuis sturen. Ik heb toen echt met de verzorging samengewerkt. Wat zullen we doen, wat niet, wat zijn de risico’s, wat mag ik wel en niet doen. Aan de AVG-arts en de familie heb ik tips gevraagd. Met alle partijen hebben we samen besloten deze man niet naar het ziekenhuis te sturen en met antibiotica te starten. De patiënt werd uiteindelijk rustiger en iedereen was blij. Dat vond ik echt wel tof, dat we met alle betrokkenen een plan hadden gemaakt waar iedereen achter stond. Toen dacht ik: hier hebben we echt verschil gemaakt.”
Irene staat ook een patiënt bij over wie ze veel overleg had: een heel verwarde, diep psychotische man die in de isoleercel was geplaatst. “Die man moest eigenlijk naar een psychiatrisch penitentiair centrum, maar daar was geen plek. Dat vond ik heel frustrerend, dat hij niet de juiste zorg kreeg. Ik heb overlegd met de psychiater, de coördinerend huisarts en mijn collega’s uit het cluster. Ik heb het niet kunnen oplossen, maar wel alles gedaan wat ik kon. Dat gaf rust. En ik kon de bewakers uitleggen waarom deze man handelde zoals hij deed. Zij gingen hem daardoor anders benaderen, waardoor de man wat rustiger werd.”
Irene en Rianne hebben alle twee de masterclass van medTzorg gevolgd. Die extra kennis komt goed van pas. Irene: “Je leert er bijvoorbeeld over de wet- en regelgeving, zowel in de gevangenis als in de gehandicaptenzorg, zoals de Wet zorg en dwang.”
Rianne: “Onze patiënten zijn vaak niet wilsbekwaam, dus raken een deel van hun rechten kwijt. Je moet daarom steeds bedenken wat ze zelf mogen zeggen en wanneer een ander het van hun over moet nemen.”
In de masterclass leerden ze ook over medicatie. Rianne: “Normaal gesproken schrijven wij als huisartsen veel van de medicatie die deze patiënten gebruiken niet voor, zoals anti-epileptica. Het is goed daar over te leren, ook over bijwerkingen en interacties.”
Sowieso gaan de meeste vragen in Riannes over medicatie: als de begeleiding bijvoorbeeld een medicijn is vergeten te geven of in een verkeerde dosering. Ze moeten verder nadenken over medicatie dan in een gewone praktijk. Rianne: “Je moet zorgen dat de verzorging de voorgeschreven medicatie zwart op wit heeft en zorgen dat ze het gebruik kunnen aftekenen. Maar ook praktische dingen: hoe laat wordt iemand gewassen en is het tijdstip dat ik de medicatie voorschrijf dan wel handig? Ik heb ook wel eens een medicijn voorgeschreven aan een patiënt die een sonde bleek te hebben. Daar past zo’n pilletje natuurlijk niet door.”
Wat heb je nog meer nodig om deze diensten te doen? “Geduld,” zegt Rianne direct. “Je hebt niet alleen met de patiënt te maken, maar met een heel systeem. Je moet begrip kunnen opbrengen.”
Irene vult aan: “En je moet ’s nachts gebeld kunnen worden. Ik heb een collega die de hele nacht ligt te luisteren of ze gebeld wordt. Dat hou je niet vol.”
Beide vriendinnen willen hun werk voor medTzorg graag voortzetten. “Het is echt een hobby,” zegt Rianne. Irene: “Het verschil met het werk op de huisartsenpost is dat ik bij de ANW-diensten voor medTzorg het gevoel heb dat ik het verschil maak. Deze doelgroepen zijn kwetsbaar, afhankelijk, minder zelfredzaam, hebben minder vaardigheden om voor zichzelf op te komen. Daar kan je ze in ondersteunen. Vaak zijn ze ook heel dankbaar.”
Rianne: “Je hebt ook veel meer regie, tijd en zeggenschap. En ik vind het multidisciplinaire karakter leuk, het overleg met het personeel. Ik wil er echt niet mee stoppen.”
Wil je onze nieuwste editie Meegemaakt ontvangen? Schrijf je hier in en ontvang hem thuis.
Ben je geïnteresseerd in werken bij medTzorg? Bekijk onze vacatures.
Tekst door Anne Doelman
Lees meer
Lees meer
Lees meer