Meegemaakt – Troost
Lees meer
Begin je net als huisarts in een gevangenis? Dan heeft Esma Nadi tips. Zelf was ze nog maar anderhalf jaar in huisarts toen ze aan de slag ging voor medTzorg met ANW-diensten voor VG-instellingen, verpleeghuizen en een gevangenis. Dat was in het begin best spannend, maar ging al snel goed. Ze noemt vijf spanningsvelden uit de gevangenis – en hoe je daarmee om kunt gaan.
Als een nieuwe gedetineerde aangeeft een verdovend middel te gebruiken, bepaalt de huisarts om dat voor te schrijven of niet. “Dat vergt steeds afwegingen: wat gebeurt er als ik het doe, wat als ik het niet doe, klopt het wat de gedetineerde zegt,” zegt Esma Nadi. “Er is gelukkig wel een protocolletje voor. Je kunt ook altijd overleggen met de achterwacht en verpleegkundigen.” Het protocol schrijft bijvoorbeeld voor dat als iemand zegt methadon te gebruiken, je begint met voorschrijven van een dosering van 30 mg. Nadi: “Die dosering is veilig als gedetineerde eigenlijk nog niks gebruikte, en ook als iemand meer gebruikt.” Lichamelijk onderzoek moet aantonen of de dosis in orde is. Heeft iemand een heel hoge pols, is hij aan het zweten, trillen of is hij onrustig, dan moet je optitreren. Wordt iemand heel sloom, dan weet je dat je teveel hebt gegeven en geef je de volgende dag minder.
Gebruikt iemand heroïne, dan wordt methadon gegeven. Opvallend genoeg wordt in de gevangenis het methadongebruik niet afgebouwd. “Als gedetineerden weer vrijkomen, gaan ze vaak precies hetzelfde gebruiken als voor hun detentie. Zijn ze dan geen methadon meer gewend, dan zouden ze zo doodgaan aan een overdosis. Dat wist ik eerst ook niet.” Alcohol werkt iets anders: vanaf een bepaald aantal eenheden per dag schrijft Nadi diazepam voor. Dat wordt wel afgebouwd.
Met urinecontroles wordt ongecontroleerd of een gedetineerde verdovende middelen heeft gebruikt. Nadi: “Daar zit een oordeel achter. Terwijl: als dokter zou het jou niet moeten boeien wat de patiënt doet. Je helpt diegene, ook al maakt hij een fout. Je wilt dat de patiënt aan jou durft toe te geven dat hij iets gebruikt heeft, zonder dat de patiënt wordt afgestraft. Als jij als dokter de urine zou controleren, krijg jij een vertrouwensbreuk.” In de gevangenis en de tbs-kliniek worden de urinecontroles daarom door de gevangenisstraf en niet door de medische dienst gegaan.
In het verlengde daarvan nog zo’n spanningsveld tussen de belangen van de gevangenisstraf en de medische dienst: de isoleercel. Nadi moet regelmatig in een dienst beoordelen of het oké is als de patiënt in de isoleercel blijft. “Eigenlijk is ons antwoord altijd: nee, natuurlijk niet. Voor niemand is het goed om daar te zitten. Je wordt er knettergek. “Maar daar heeft Nadi als dokter geen invloed op, zolang iemands gezondheid niet in gevaar is. “De directeur bepaalt. Dat blijft moeilijk. Die mensen zijn al kwetsbaar, dan is zo’n isoleercel helemaal een slechte plek.” Ook het beoordelen van iemands gezondheid gaat er vaak moeilijk, want de deur blijft meestal dicht. “Ik ben wel mondiger geworden en durf vaker te zeggen dat de deur open moet. Mijn rol is om te kijken hoe iemand erbij zit. Als iemand extra kwetsbaar is en bijvoorbeeld stemmen hoort, dan moet hij er gewoon uit. Dan ga ik naar de directeur en zeg dat het schadelijk is als deze patiënt in de isoleercel blijft. Meestal gebeurt daar overigens niets mee. Dat is best frustrerend.”
Soms willen gedetineerden met hun gedrag hun zin krijgen. Patiënten met diabetes zetten hun ziekte daar bijvoorbeeld wel eens voor in, zegt Nadi. “Ze zeggen dan: als ik niet vaker dan drie keer per dag mag roken, of als ik geen eenpersoonscel krijg, gebruik ik geen insuline meer. Ze weten dat ze daardoor in een crisis terechtkomen en naar het ziekenhuis moeten.” Het is moeilijk om daar mee om te gaan. Soms laat Nadi het gaan, soms krijgen de patiënten een dwangbehandeling. Vervolgens gaan ze ook soms niet meer eten, wat het helemaal lastig maakt, want je kunt mensen niet onder dwang laten eten. Honger- of dorststakingen komen dan ook regelmatig voor. Nadi: “Een leuk weetje daarbij is: ze douchen wel. Zouden ze dan stiekem drinken Hoe weet je wat iemand binnen krijgt?” Protocollen bieden vaak uitkomst, maar het blijft zorg op maat.
En wat als iemand niet meer wil leven en een euthanasievraag heeft met een medische of psychiatrische grondslag? Nadi: “Als patiënten niet wilsbekwaam zijn, en dat zijn ze in de regel niet, moet je ze eigenlijk tegen hun zin naar het ziekenhuis sturen bij honger- of dorststakingen. Terwijl je eigenlijk aan alles voelt: ik gun jou zo dat je doodgaat.” Veel patiënten waar Nadi mee in aanraking komt in tbs-kliniek hebben een euthanasievraag. “Ik vind dat wel invoelbaar. Als iemand de rest van zijn leven opgesloten moet blijven, en chronisch depressief of chronisch psychotisch is, snap ik dat de situatie in (levens)lange tbs uitzichtloos kan zijn. Maar zolang iemand nog een behandeling kan krijgen, branden psychiaters hun handen er niet aan. Dat is een heel lastig ethisch dilemma.”
Kortom: spanningsvelden en dilemma’s genoeg. Toch zou Nadi dit werk niet willen missen. Haar werk in een praktijk vol studenten en welgestelde mensen is ook mooi. Daar leert ze de patiënten goed kennen, kent ze de familiebanden, snapt ze de mensen. Daar liggen weer andere uitdagingen. De combinatie van twee uiterste werelden vindt Nadi juist heel bijzonder. “De andere kant van de maatschappij is ook zo interessant. Hoe kan iemand zo worden? De hele psychologie achter de mens is waar het om draait.” Door de goede ondersteuning en protocollen in de gevangenis kom je er altijd uit, ook als jonge arts, zegt Nadi. “Het is net als met de ABCDE-methodiek in een acute situatie: er zijn genoeg kapstokken om te weten wat je moet doen.”
Wil je onze nieuwste editie Meegemaakt ontvangen? Schrijf je hier in en ontvang hem thuis.
Meer Meegemaakt verhalen vind je op onze website.
En lees ook de jubileumversie van “Meegemaakt”.
Tekst door Anne Doelman
Lees meer
Lees meer
Lees meer