Interview – ‘Mooi om te zien hoe het gevangenisteam meewerkte’
Lees meer
“Ik heb een soft spot voor de kwetsbare mens. Dit zijn pure mensen, er zit geen laagje op. Als ik iemand zie zoeken in een afvalbak in mijn straat, dan vraag ik altijd even: ‘Waar ben je naar op zoek?’ Als het flessen zijn, dan ren ik altijd even naar boven om ze te halen. En als ik daklozen zie in de stad, dan koop ik eten en drinken voor ze.” Nina Schepers was van kleins af aan al geboeid door alles wat met zorg te maken had. “Toen de moeder van een vriendinnetje uit groep 5 pancreaskopcarcinoom kreeg en ik het palliatieve traject van dichtbij meemaakte, wist ik dat ik dokter wilde worden.” Nu draait ze diensten voor medTzorg in penitentiaire inrichtingen (PI’s) te Rotterdam en is ze lid van de Medische Raad.
“In de PI behandelde ik een meneer met LVB en autisme. Zijn klachten waren vaag doordat hij niet goed kon aangeven wat hij voelde. Tijdens het lichamelijk onderzoek constateerde ik vocht achter zijn longen en dikke enkels. Mijn conclusie: hij is overvuld, en dat kan een teken zijn van verslechterde pompfunctie. Daarom schreef ik plastabletten voor. Ook in de resultaten van het lab zag ik aanwijzingen voor hartfalen. Na een echo bleek hij zo’n slechte pompfunctie te hebben dat de cardioloog de medicatie drastisch verhoogde. Zijn leefstijl moest worden omgegooid. Hij mocht nog maar anderhalve liter vocht per dag en dat is niet veel, want daar horen bijvoorbeeld ook koffie, thee en soep bij.
Ik vertelde deze meneer met LVB en autisme ook dat hij zoutarm moest gaan eten. Dat lukte hem niet. De verpleegkundige en ik keken hem elke week na, maar hij kwam elke week drie kilo aan. Dat moest vocht zijn. Ik stapte over op een verrassingsbezoek en trof hem aan in het gezelschap van vijftien flessen cola en fanta. Die heb ik één voor één geteld waar hij bij stond. ‘Dat gaat niet zo goed, hè?’ vroeg ik. ‘Ze zijn nog vol, dus ik drink ze niet’, grapte hij. Ik heb gedurende lange tijd frequent gesprekken met hem gevoerd over zijn noodzakelijke dieet, maar het bleef niet hangen. Van het keukenpersoneel kreeg ik ook te horen dat hij aan de lopende band salami at. Daar krijg je natuurlijk ook heel erg veel dorst van. Uiteindelijk ging het de verkeerde kant op en belandde hij in het ziekenhuis aan het infuus met plasmedicijn. Hij keerde onherkenbaar terug naar de PI. Hij was zoveel vocht verloren dat hij 20 kilo lichter was.
In de brief van het ziekenhuis las ik dat hij niet meer gereanimeerd zou worden op basis van medische gronden. De kans dat hij slecht uit een reanimatie zou komen, was door zijn ernstig hartfalen erg groot. Ik speelde ook al met die gedachte, dus wilde ik dat overnemen in de PI.
Toen kwamen er andere belangen en meningen in het spel. Onder de PI-werknemers is er veel sentiment over een niet-reanimeren beleid, want: ontloopt iemand in dat geval zijn straf door te sterven? En hoewel ik zo’n beleid opstel en ze daar niks tegen kunnen doen, moeten de afdelingen wel op de hoogte zijn. Anders wordt hij alsnog gereanimeerd. Zo’n beslissing over een niet-reanimeren beleid kan hogerop ook gevoelig liggen, omdat iemand net aan zijn proces begint en zaken vaak mediagevoelig zijn. Soms duurt een proces jaren en bestaat de kans dat de uitspraak plaatsvindt nadat de gedetineerde is overleden. Daar moet je als arts rekening mee houden. In zo’n geval moet een arts stevig in zijn schoenen staan en niet toegeven aan de druk van buitenaf. Ik heb geprobeerd om buiten de discussie te blijven en ik voelde me gesterkt door het besluit van het ziekenhuis.
“Binnen de muren noteer ik altijd nog preciezer wat ik heb gedaan, maar toch voelde ik die maanden een lichte spanning.”
Deze man is bezweken aan zijn hartfalen. Binnen detentie wordt een overlijden nooit als natuurlijk beschouwd, dus nam de forensisch arts de schouw over van mij, de justitieel geneeskundige. Vervolgens maakte ik een melding bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Die instantie stelde een onderzoek in en verzocht mij om een complete tijdlijn op te stellen. Een uitgebreide onderbouwing, welke keuzes hebben we gemaakt, wat hadden we anders kunnen doen?
Dat is heel anders dan buiten de gevangenismuren, waar zo’n proces niet standaard is. Daar had ik vooraf geen rekening mee gehouden. Binnen de muren noteer ik altijd nog preciezer wat ik heb gedaan en wat ik heb besproken, dus kon ik alsnog een uitgebreid verslag doen. Een tijdje later kreeg ik schriftelijk bericht dat we goede zorg hebben geleverd. Dat dacht ik zelf ook, maar voelde ik die maanden een lichte spanning. Daarom vind ik het belangrijk om te delen met collega’s die dat nog niet eerder hebben meegemaakt: wees voorbereid op het proces na afloop.”
Lees meer
Lees meer
Lees meer