Vraag 8: Hoe voorkom je delier en insult na alcohol-onttrekking?
Lees meer
De zomer brengt voor patiënten in kwetsbare groepen uitdagingen met zich mee. Velen vinden de hogere temperaturen fijn, maar bij ziekte vraagt het voor artsen ook aanpassing in het maken van diagnoses en behandelingen.
Je doet een weekendvisite op het terrein van een GGZ-instelling. Het is een hete zomerdag en in de instelling is een buikgriepvirus uitgebroken. Mevrouw de Graaf gebruikt fluoxetine, aripiprazol, lithium en lorazepam. Ze heeft behoorlijk diarree, maar ze braakt niet.
Over welke medicijnspiegel maak je je in deze context het meest zorgen?
Het goede antwoord is 2. Je maakt je zorgen over een verhoogde lithiumspiegel.
Lithiumtoxiciteit is het meest bedreigend door hitte en diarree. Hitte en diarree zorgen tenslotte voor vochtverlies. Lithium heeft een zeer smalle therapeutische breedte, waardoor de patiënt gemakkelijk overdoseert in het geval van overmatig vochtverlies.
Het Farmacotherapeutisch Kompas licht dat iets uitgebreider toe:
“Frequentere (..) controle is aangewezen bij: wijziging van lithiumformulering, significante bijkomende ziekte of infectie, polyurie, vochtverlies (braken, diarree, toegenomen transpiratie), verandering in zout- of vloeistofinname, licht tot matig gestoorde nierfunctie). Laat patiënten toestanden die leiden tot zout- en waterdepletie daarom melden, zoals polyurie, polydipsie, braken, diarree, overmatig zweten, koorts.”
Een goede vuistregel is dat de huisarts bij iedere patiënt die lithium gebruikt en die in enige mate verwardheid of neurologische verschijnselen laat zien, bedacht moet zijn op een lithiumintoxicatie.
Fluoxetine, genoemd in antwoordoptie 1, is het medicijn waar je je qua spiegel het minste zorgen over hoeft te maken. Dat komt door de enorm lange halfwaardetijd van vier tot zes dagen. Die zorgt voor een extreem stabiele spiegel.
Test jouw kennis met meerdere vragen in onze rubriek: Weet jij het?
Lees meer
Lees meer
Lees meer